NL FR EN
www.belgium.be

Belgische archeologische expedities naar het Nabije Oosten. Erfgoed in de federale instellingen (BAREO)

Onderzoeksproject BR/121/A3/BAREO (Onderzoeksactie BR)

Personen :

  • Dr.  DEVILLERS Anne - Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG)
    Coördinator van het project
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/10/2013-31/12/2017
  • Dr.  VAN NEER Willem - Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/10/2013-31/12/2017
  • Dr.  HAERINCK Ernie - Universiteit Gent (UGent)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/10/2013-31/12/2017

Beschrijving :

Dit interdisciplinair onderzoeksproject richt zich op de archeologische expedities naar het Nabije Oosten en Iran, uitgevoerd door de Belgische federale instellingen. De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG), het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en de Universiteit Gent (UGent) speelden een leidende rol in deze onderneming en hebben een schat aan documenten en materiaal met betrekking tot deze expedities verzameld: opgravingarchieven (opgravingsnota’s, plannen, foto's) maar ook archeologische en bioarchaeologische vondsten. Het verzekeren van de beste omstandigheden voor hun behoud alsook het optimaliseren van de toegankelijkheid voor onderzoekers, zullen het mogelijk maken om het volledige wetenschappelijke potentieel van deze gegevens te exploiteren. Deze aanpak kadert binnen een internationale inspanning om archieven met betrekking tot archeologische opgravingen te behouden en te valoriseren, om ze beter beschikbaar te stellen voor de wetenschappelijke gemeenschap en het grote publiek. Vanuit een ethisch standpunt, op het moment dat een groot deel van het nationale erfgoed in de betrokken regio’s onderworpen is aan plundering of vernietiging, is het bovendien de plicht van degenen die hebben bijgedragen aan de ontdekkingen om zo veel mogelijk gegevens te bewaren voor toekomstige generaties.

De doelstellingen van het BAREO project zijn, aan de ene kant, een optimale toegankelijkheid en valorisatie van het erfgoed van de archeologische expedities naar het Nabije Oosten en Iran aan te bieden, en aan de andere kant de onuitgegeven gegevens verder te exploiteren door middel van interdisciplinaire geselecteerde onderzoeksthema's. Vanuit een methodologisch oogpunt combineert dit onderzoek benaderingen die behoren tot vier verschillende disciplines (archeologie, bioarcheologie, historiografie en archivistiek) en is verdeeld in vier “work packages”:

1. Organisatie van materiaal met het oog op optimale bewaring en maximale exploiteerbaarheid
Een gedetailleerde inventaris van de objecten uit het oude Nabije Oosten en Iran, bewaard in de drie deelnemende instellingen, zal opgesteld worden. Dit materiaal bestaat uit artefacten, dierlijke en botanische resten, menselijke beenderen en archeologische archieven (opgravingsnota’s, foto’s en plannen). Een ruimte in de KMKG zal gewijd worden aan de opslag van deze archieven, ingedeeld volgens site.

2. Verbetering van de toegankelijkheid van gegevens voor onderzoekers
Een gemakkelijke en volledige toegang van dit materiaal wordt verschaft aan onderzoekers en andere mogelijke gebruikers dankzij de ontwikkeling van een gegevensbank die online gepubliceerd zal worden. 

3. Multidisciplinaire wetenschappelijke exploitatie
Multidisciplinaire studies van bijzonder noemenswaardige of kenmerkende aspecten van deze verzamelingen worden mogelijk door de combinatie van de archeologische knowhow van de KMKG, de bio-archeologische expertise van het KBIN en de archeologische en historische kennis van de UGent.
Een grondige studie van de beschikbare literatuur en archiefbronnen zal uitgevoerd worden om de geschiedenis van Belgische archeologisch en bio-archeologisch onderzoek in het Nabije Oosten en Iran te documenteren. Het doel is om een zo breed mogelijk beeld te geven van dit facet van onze nationale geschiedenis en om op basis van contemporaine bronnen de context, motivaties en wetenschappelijke en maatschappelijke impact ervan te definiëren. De verschillende vragen zullen worden aangepakt in het licht van de beschikbare documentatie: archieven, persberichten, oude publicaties en mondelinge getuigenissen. Het orale corpus zal nieuw licht werpen op de geschreven bronnen en, in sommige gevallen, lacunes in de documentatie opvullen en aan het publiek een levendig beeld bieden van expedities naar het Nabije Oosten. De studie zal resulteren in de publicatie van een monografie over de rol van de Belgische archeologische missies in het Nabije Oosten en Iran.

4. Verbeteren van de zichtbaarheid en maatschappelijke impact van de verzamelingen
Om het profiel van de collecties Nabije Oosten en Iran van de federale instellingen te verbeteren en ze te valoriseren zullen een website, online publicaties, tentoonstellingen, lezingen en publicaties die zowel belanghebbenden als het grote publiek aanspreken worden voorbereid.

Dit project komt voort uit een wens van de betrokken instellingen om zich hun geschiedenis opnieuw toe te eigenen en hun erfgoed te herwaarderen. De collecties en archieven in hun beheer zijn kostbare getuigenissen van deze geschiedenis; ze laten niet alleen toe om uiteenlopende aspecten van het Belgische archeologisch verleden aan te kaarten maar tevens om na te denken over de toekomst van deze discipline. Het verhaal vertellen van Belgische archeologie in het Nabije Oosten is in eerste instantie de vraag opwerpen naar de plaats die ons land inneemt in de internationale context van deze discipline. Het vertelt ook het verhaal van zijn verschillende actoren – archeologen, wetenschappers – van de instellingen die het ontwikkelden, steunen, financierden en nu belast zijn met de conservatie van de collecties die voortkomen uit deze expedities. Het is tevens het evalueren van de impact die ze hadden op de Belgische samenleving, parallel met de manier waarop ze werden waargenomen door lokale gemeenschappen en archeologische instanties in de landen waar ze plaatsvonden. Tot slot is het reflecteren over de toekomst van de Belgische archeologie in deze landen op een moment dat het archeologisch onderzoek nagenoeg volledig tot een halt is moeten komen in verschillende landen in het Midden Oosten.