NL FR EN
www.belgium.be

De ruimtevaartbevoegdheid van de EU

De EU is wat ruimtevaart betreft bevoegd op die gebieden waarvoor de lidstaten haar de bevoegdheid hebben gegeven. Tot de recente goedkeuring van het Verdrag van Lissabon werd in de constituerende instrumenten van de EU nergens uitdrukkelijk naar ruimtevaart verwezen. De verdere ontwikkeling van de twee EU-sleutelprogramma's op het gebied van ruimtevaart (Galileo en Copernicus) werd hierdoor in die periode wel niet afgeremd.

Bij gebrek aan een definitieve rechtsgrondslag voor ruimtevaartactiviteiten, diende het beleid van de EU absoluut aan een bestaande rechtsbevoegdheid van de EU/EC worden gelinkt. Met de opeenvolgende verdragen in de laatste twintig jaar konden de bevoegdheden van de EU/EC geleidelijk aan worden uitgebreid. Die verdragen hebben nu de zuiver economische dimensie ruimschoots overschreden en de EU/EC dichter bij de ruimtevaart en haar toepassingen gebracht. De Europese Akte van 1986 heeft in het EEG-Verdrag een hoofdstuk ingepast over onderzoek en ontwikkeling (O&O), zodat het onderwerp ruimtevaart geleidelijk aan ingang kon vinden in de EU/EC. Het Verdrag van Maastricht heeft vervolgens die bevoegdheid uitgebreid en het promoten van onderzoek en technologische ontwikkeling als een van de hoofdtaken van de EC voorgesteld, in de veronderstelling dat de EC haar andere beleidsambities echt waar wenste te maken. Met het Verdrag van Amsterdam werden ook heel wat wijzigingen aangebracht, in het bijzonder in de besluitvormingsprocedures, terwijl het Verdrag van Nice de rechtsgrondslag van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid heeft versterkt.

Samen met de ontwikkeling van de EU-Verdragen, hebben de EU-bevoegdheden zich blijven uitbreiden op nieuwe gebieden, met als resultaat dat de EU alsmaar nauwer bij de ruimtevaart en de diverse toepassingen ervan werd betrokken. Dankzij haar creativiteit en het dynamisch omspringen met haar bestaande bevoegdheden, is de EU erin geslaagd zich geleidelijk een plaats toe te eigenen in de ruimtevaartsector. Bij gebrek aan een expliciete rechtsgrondslag en een duidelijk institutioneel kader, bleef het voor de EU moeilijk om acties ter zake op te zetten. Het doel van het Constitutioneel Verdrag was die hinderpalen uit de weg te ruimen en een clausule over ruimtevaart in te voeren, waarbij voor de eerste keer werd erkend dat de EU bevoegdheid heeft op het gebied van ruimtevaart. Maar zowel Frankrijk als Nederland hebben hun veto ter zake uitgesproken, wat een rem was op de geboekte vooruitgang van de lidstaten inzake ruimtevaartbeleid. Op grond van die voornoemde clausule werden wel artikelen over ruimtevaart opgenomen in het Verdrag van Lissabon. In tegenstelling tot het Constitutioneel Verdrag brengt het Verdrag van Lissabon de verschillende EU-Verdragen niet in één enkele tekst onder. Het Verdrag van Lissabon wil wel een rechtskader opzetten voor EU-acties op voorheen niet bestreken onderzoeksgebieden.

Artikel 189 van titel XIX

1. Om de wetenschappelijke en technische vooruitgang, het industriële concurrentievermogen en de uitvoering van haar beleid te bevorderen,
stippelt de Unie een Europees ruimtevaartbeleid uit. Daartoe kan zij gemeenschappelijke initiatieven bevorderen, onderzoek en technologische ontwikkeling steunen en de nodige inspanningen coördineren voor de verkenning en het gebruik van de ruimte.

2. Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 1 bedoelde doelstellingen, stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de nodige maatregelen vast, die de vorm kunnen hebben van een
Europees ruimtevaartprogramma, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.

3. De Unie gaat elke nuttige relatie aan met het Europees Ruimteagentschap.

4. Dit artikel laat de overige bepalingen van deze titel onverlet.

Contactgegevens

Julien Béclard
Ruimtevaartonderzoek en -toepassingen